Lieze Bertier

Versierde tegel in incrustatie met het wapen van abt Robrecht de Clercq, bekroond met een abtsstaf (Col. ATD, inv.nr. 27890).

Het Abdijmuseum bezit een omvangrijke collectie van tegels. Met afbeeldingen van klauwende leeuwen, bloemmotieven en zelfs draken spreken die enorm tot de verbeelding. Prachtig versierd! Ook wapens van abten werden afgebeeld op tegels, zoals het geval was bij Robrecht de Clercq (1519-1557).

Statussymbool

Van de nieuwste iPhone tot een dure sportwagen: statussymbolen zijn een manier om jezelf te onderscheiden van anderen. Voor de Duinheren was dat niet anders. Elke abt is te herkennen aan een eigen kleurrijk wapen. En wie er – tot de 15de eeuw – zelf nooit één had, kreeg er postuum wel een toegekend, soms pas eeuwen later.

Oorspronkelijk werden kleuren en tekens aangebracht op het schild van een ridder. Wie is een vriend en wie is een vijand? Dat is een cruciaal onderscheid op het slagveld. Zonder opvallende wapenschilden was het haast onmogelijk om te weten wie er in een harnas schuilde. In de twaalfde eeuw ontwikkelden wapens zich tot erfelijke symbolen die een bepaalde familie vertegenwoordigden.

Voor de abten van de Duinenabdij was hun wapen – behalve voor de herkenbaarheid – vooral een statussymbool. Zij waren het hoofd van de abdij en dat plaatste hen hoog in rang. Hun wapens werden daarom afgebeeld op zegels, op portretten, in luxueuze handschriften… En dus ook als versiering op tegels!

Van dichtbij bekeken

De discipline van de heraldiek of wapenkunde zet in op de juiste beschrijving van wapenschilden. Zo bestaat het wapen van abt Robrecht de Clercq uit vier ‘kwartieren’. In kwartieren 1 en 4 is een blauw vlak met een gouden dwarsbalk afgebeeld, met daarrond telkens drie sterren. Kwartieren 2 en 3 zijn goud gekleurd met een schuingeplaatst geheven zwaard en twee zwarte adelaars. Het wapen is een combinatie van twee families. Robrecht de Clercq was de zoon van Jan de Clercq (kwartier 1 & 4; de familie de Clercq) en Maria le Febvre (kwartier 2 & 3; de familie le Febvre).

Het valt op dat er allerlei variaties bestaan op het wapen van de Clercq. De sterren kunnen zilverkleurig zijn of goudkleurig. Soms staren de adelaars elkaar aan, zoals op de tegels, maar meestal kijken ze in dezelfde richting. In bovenstaand handschrift hebben ze zelfs twee koppen. Vreemd! En op de tegels wijst de punt van het zwaard naar de verkeerde bovenhoek. Toch zijn alle versieringen er gekomen op vraag van de abt zelf... Waren zijn instructies misschien niet duidelijk? Maakte de kunstenaar een fout of behoort dit tot zijn artistieke vrijheid?

Een ijdele man?

Het wapen van Robrecht de Clercq wordt bekroond met een abtsstaf: een symbool voor zijn waardigheid als abt. En ook zijn wapenspreuk benadrukt zijn rol in de abdij. “Sperans gaudebo”, zo luidt zijn motto in het Latijn. “In de hoop zal ik mij verheugen”. Op die manier gaf hij zijn familiewapen een persoonlijke en statusverhogende ‘touch’.

Het handschrift toont Robrecht de Clercq, geknield aan het kruis met abtsstaf en mijter, en zijn wapen bekroond met abtsstaf en wapenspreuk. © Cambridge University Library, MS Nn.4.1., f. 4v, te raadplegen op Mmmonk.

Door de talrijke voorstellingen van het wapen op tegels en in de Duinenhandschriften blijft de herinnering aan abt de Clercq doorleven na zijn overlijden, zelfs nog tot op de dag van vandaag.

Maar vergeet niet, andere abten hadden net zo’n zelfbewustzijn. Ook zij lieten zichzelf portretteren met een abtsstaf of plaatsten hun wapens in dure handschriften. Als abt van de eeuwenoude Duinenabdij hadden ze daar alle recht toe! Kunnen we Robrecht de Clercq dan wel als ijdel of prachtlievend bestempelen? Of past hij gewoon mooi in het rijtje tussen zijn voorgangers en opvolgers

Lieze Bertier schreef deze blog tijdens haar stage als masterstudente Geschiedenis (KULeuven) in het Abdijmuseum