Robbe Morren
Collectie

Figuur 1: vuurdover met Kerbschnitt decoratie (Col. ATD, inv. nr. 46182) - Collecties (erfgoedinzicht.be)

Dat vuurdovers vrij algemeen voorkwamen in laatmiddeleeuws Vlaanderen, kwam al aan bod in een vorige blogpost. De collectie van het Abdijmuseum telt er (minstens) vijf, en ook op de abdijhoeve Hof ter Hille in Oostduinkerke werden er twee aangetroffen. Ze zijn alle versierd, maar telkens op een andere manier. Intrigerend, toch?

Kerbschnitt-decoraties

Alle vuurdovers uit onze collectie zijn anders. Wat we wel steeds zien, is een Kerbschnitt-decoratie aan de bovenkant. Dat is een versiering met een mes, die makkelijk herkenbaar is aan de insnijdingen en mespunten. Je vindt die ook op andere voorwerpen, zoals kaarsenhouders en spit ondersteuners. De techniek is heel eenvoudig aan te brengen, maar levert een oneindige reeks variaties op. Volg je even mee?

Exemplaren van het Abdijmuseum vertonen straallijnen, lijnen die als stralen vanuit de handgreep naar de randen lopen. Ze kunnen ook zigzag-gevormd zijn, als een kruis, in een sterpatroon of in cirkels. Met een mespunt zijn een soort putjes gezet in rechte rijen of als een volledige opvulling tussen die lijnen. Verdiepte driehoekfiguren of wagenwielen, gebogen lijnen, rozetten, ranken, wiggen en stempels: je kan het zo gek niet bedenken of onze voorouders versierden er deze baksteenwaar mee.

Met zo'n gamma aan mogelijkheden creëer je een immense variatie aan versieringen. Over het algemeen zijn er geen symbolen die meer voorkomen dan andere, en de figuren lijken volledig door elkaar gebruikt te worden. Met op de rand soms (duim)afdrukken en en/of halvemaanvormige facetten, al dan niet omgeven door gebogen insnijdingen.

En dan zijn er de handgrepen. Massief, in het midden van de bovenkant, en opnieuw in allerlei vormen. We zien een soort kroon, een boog , iets wat wel een piramide lijkt, ovalen en veelhoeken. Soms met verdere decoratie, maar de exemplaren van het Abdijmuseum lijken vooral zonder versiering voor te komen. Slechts één fragment van een handvat uit de Duinenabdij bevat een gebogen insnijding.

Versiering met een doel?

Voor 'eenvoudige' gebruiksvoorwerpen zijn die vuurdovers dus wel heel versierd. Heeft dat een reden? En waarom werd precies voor de Kerbschnitt-techniek gekozen? Daarover bestaan een aantal theorieën.

Een van de meest voorkomende is dat de decoratie moest interageren met het haardvuur. Zo zouden de vlammen een bloeiend reflecterend effect hebben op de versiering. Dat zorgde voor extra sfeer op de plaats van samenkomst, sociale uitwisselingen en het algemene centrum van het huishouden. Wanneer het vuur gedoofd werd, verdween het licht, de warmte en waarschijnlijk de gezelligheid in de ruimte. Misschien is dat de basis voor het gezegde dat ‘een domper of de feestvreugde’ gezet wordt.

De insnijdingen komen nochtans ook voor aan de onderzijde, vaak als een vijfhoek, een kruis, abstracte lijnen of andere symbolen. De insnijdingen op de stukken uit de collectie van de Duinenabdij werden voor het bakken aangebracht. Het is moeilijk te achterhalen of het gaat om een merkteken, een eigendomsmerk of misschien wel ‘bezweringstekens’. Bepaalde bezweringstekens stammen uit het runenschrift van de Germaanse volkeren. Zo kunnen ze staan voor vruchtbaarheid of bescherming tegen het kwade. Werden deze symbolische tekens op vuurdovers aangebracht om het doven van de smeulende assen kracht bij te zetten om zo brand te voorkomen? Of is dat te ver gezocht?

In het Abdijmuseum zijn er twee exemplaren met zo'n inscripties aan de onderzijde. Jammer genoeg zijn ze slechts fragmentarisch overgeleverd, zodat het moeilijk is er veel over te zeggen.

Wat zeggen de vuurdovers van de Duinenabdij ons?

Enkele exemplaren van de Duinenabdij zijn behoorlijk versierd, maar de meeste slechts beperkt. En enkel met straallijnen en putjesrijen. Merkwaardig bescheiden, tegenover de rijke variatiemogelijkheden.

Vergelijking van onze stukken met exemplaren van elders is niet evident. Het onderzoek van vuurdovers staat nog niet ver genoeg om er veel uit te halen. Momenteel lijken vooral geometrische figuren beschreven te zijn, zonder veel onderzoek. Zo is er ook geen typo-chronologie opgesteld, en dat maakt het dateren voorlopig nog erg moeilijk. Voor onze exemplaren beschikken we niet over gedetailleerde context-gegevens om tot een precieze datering te komen.

Wat wel opvalt, is dat elke vuurdover uit onze collectie anders is. Uniek, zo je wilt. Dat is opnieuw intrigerend. Was het niet gemakkelijker om dezelfde vormen te gebruiken? Of zien we andere vervaardigers aan het werk? Wilden die misschien iets unieks creëren, of bevat elke decoratie een eigen verborgen betekenis?

Vragen genoeg, maar weinig antwoorden. Het was alvast niet de bedoeling om een gestandaardiseerd product te maken. Integendeel, de stukken vertonen veel artistieke vrijheid. Het maken van vuurdovers, die wellicht heel frequent voorkwamen, vereist op zich ook weinig vaardigheden. Iedereen kan wel figuren of stempels in natte klei drukken. Het vraagt veel meer werk en expertise om ze te maken in bijvoorbeeld metaal. Baksteenwaar was het meest geschikte materiaal om vuurdovers te maken. Ook in de Duinenabdij.

Robbe Morren schreef deze blog tijdens zijn stage als masterstudent Geschiedenis (KULeuven) in het Abdijmuseum