De abdijen van Ten Duinen en van Sint-Winoks in Bergues hadden in de 12de eeuw een moeilijke verhouding. Die relatie wordt onderzocht in de recentste ‘Annales’ van het Comité flamand de France, dat de handelingen van het colloquium over de abdij en de heilige in 2017 bundelt.
Op Valentijnsdag (!) werd in het Stadhuis van Sint-Winoksbergen het 70ste volume van de ‘Annales du Comité flamand de France’ voorgesteld. Het volledige volume van 2019 is gewijd aan de benedictijnenabdij en de heilige Winok. Dit naar aanleiding van het tweedaagse colloquium dat in september 2017 diverse specialisten op dezelfde plaatse samenbracht. Het volume bevat 16 bijdragen, meteen voorwoord door Philippe Masingarbe (voorzitter van het CFF) en conclusies door Charles Mériaux (professor Université Lille SHS). Zij voerden ook de redactie.
In het volume behandelt Jan Van Acker de moeizame relatie tussen de benedictijnenabdij van Sint-Winoks met de cisterciënzer abdij Ten Duinen. Hun belangen botsten toen de Duinenabdij grote bezittingen verwierf tussen Sint-Winoksbergen en de zee, waar de benedictijnen tienden inden, maar de cisterciënzers vrijstelling claimden. Dat de Duinenabdij o.l.v. abt Idesbald daarbij in het zand moest bijten, hebben we al in een vorige blog uiteengezet.
Omstreeks 1300 waren de abdijen zowat elkaar waard qua financieel-economische draagkracht. Beide waren grootgrondbezitter en speelden daarom een belangrijke rol in de waterhuishouding. De Duinenabdij speelde daarbij niet alleen een belangrijke rol in de Noordwatering van Veurne, maar ook - en dat is veel minder bekend - in twee wateringen van de kasselrij Sint-Winoksbergen. Ze staan dan ook samen met hun wapens op een perkamentblad met het Bestuur van de Watering. De Sint-Winoksabdij daarentegen was nauwelijks buiten de kasselrijgrenzen actief.
Het lijkt er niet op dat de abdijen hartelijke contacten nastreefden. Zelden treedt de ene abt op als getuige bij een grafelijke of bisschoppelijke bevestiging van rechten van de andere abdij. Bij de grote gebeurtenissen in Bergues, zoals diverse translaties van relieken, is de Duinenabt een van de afwezigen, terwijl de proosten van Lo, Eversam, of de abten van Sint-Bertijns en Oudenburg er vaak hun opwachting maakten. En neen, dat Ten Duinen tot een andere orde behoorde, doet hier weinig toe. De abt van Clairmarais was er bij voorbeeld wél bij in 1507. Ook zijn de abdijen nooit een gebedsbroederschap of confraterniteit aangegaan, terwijl Sint-Winoks er zo heel wat had en de But naar dit systeem refereert met betrekking tot Ten Duinen.
Niet dat de abdijen of hun abten steeds vijandig tegenover elkaar stonden. We weten bij voorbeeld dat de abt van Sint-Winoksbergen een authentiek afschrift (een vidimus) bezorgde van de voor de Duinenabdij zo belangrijke oorkonde van Filips van de Elzas uit 1183, die de kiem bevatte voor haar rol in de watering. Maar toch lijkt het er niet op dat de abten elkaars gezelschap zochten.
Waren ze uiteindelijk toch ook - of vooral - concurrenten van macht en bezit in dezelfde regio?