In onze huidige maatschappij is muziek alomtegenwoordig. Overal waar je komt, word je met muziek geconfronteerd. Muziek is ook een sterk sociaal fenomeen, het vormt vaak een brug tussen verschillende groepen of generaties. Het is dan ook niet verwonderlijk dat heel wat mensen elk jaar opnieuw uitkijken naar de festivalzomer. Een dag zonder muziek is ondenkbaar. Maar hoe stond men in het verleden tegenover muziek? Welke rol speelde muziek in het middeleeuwse abdijleven, maar ook in het dagdagelijkse leven? In een vorige blog maakten we kennis met de ingekraste tekeningen op leisteenfragmenten aangetroffen in de Duinenabdij. Enkele opvallende stukken met ingekraste notenbalkjes worden in deze blog verder toegelicht. Aan de hand van dit soort vondsten proberen we op bovenstaande vragen een antwoord te vinden.
We kunnen drie categorieën van muzikale leisteengraveringen onderscheiden. De eerste categorie bevat de leien waarop lege notenbalken zijn gegraveerd. De leien dienden om (tijdelijke) muzieknotatie te noteren en werden na gebruik gewist. Op dit soort leien bordjes zat er waarschijnlijk een wit waslaagje om er met een pennetje de muzieknoten in te krassen. Papier was niet goedkoop en exclusiever. Bovendien kon je het waslaagje eenvoudig gladstrijken om zo het leitje opnieuw te gebruiken. De leien muziekborden konden worden gebruikt om composities te leren of om de stem te trainen.
Een zevental leisteenfragmenten, aangetroffen in de Duinenabdij, behoren waarschijnlijk tot deze categorie. De notenbalken zijn opgebouwd uit vijf lijnen, die tussen de 2,5 à 4 mm evenwijdig aan elkaar zijn ingekrast. Bij een van de fragmenten staan deze haaks op een dubbele kantlijn. (Figuur 1, 2 en 3)
In België zijn soortgelijke leisteenfragmenten teruggevonden in Mechelen, Oudenaarde, Brugge, Raversijde en Fosses-La-Ville. In Raversijde is een leisteenfragment gevonden samen met een aantal muziekinstrumenten, zoals mondtrommen en waterfluitjes. Vervolgens kunnen ook de leisteenfragmenten uit de abdij van Prémontré nabij Laon (Aisne), het college de Cambrai in Parijs en de kanunnikenschool van Saint-Sernin in Toulouse, Frankrijk, in deze categorie geplaatst worden. (Figuur 4)
De tweede categorie zijn de leien met opzettelijk ingekraste muzieknotatie. De leistenen werden gebruikt als tijdelijk materiaal voor compositie. Ze werden waarschijnlijk na het kopiëren, weggegooid. Voorbeelden van leisteenfragmenten uit deze categorie zijn onder andere aangetroffen in Somerset in Groot-Brittannië, en in Rennes, Beauvais, Vauclair en Vitré in Frankrijk. (Figuur 5) Ook in Gent werd in 1993 een leisteenfragment gevonden in een afvalput met de notatie van een cantus firmus. (Figuur 6)
De derde categorie bestaat uit leien met een duurzamer gebruik, bijvoorbeeld om muziek te memoriseren door koorzangers. De leien bevatten langere muziekfragmenten en zijn vaak ook aangevuld met tekstuele aantekeningen. De ingekraste en ingevulde notenbalken van Smarmore in Ierland en van Utrecht in Nederland behoren tot deze categorie.
De notenbalkjes op leisteen zijn niet de enige muzikale graveringen die we aantreffen op collectiestukken van het Abdijmuseum. In de waterput van het grote pand van de Duinenabdij werd een gegoten tinnen bord gevonden met op de buitenrand een stempel van de staf en het monogram van abt Robrecht de Clercq (1519 - 1557). Er zijn heel wat gebruikssporen te zien, maar wie goed kijkt, ziet hier ook een notenbalkje met een twaalftal noten ingekrast. (Figuren 7 en 8) We weten niet aan wie het bord – na de abt en zijn entourage – effectief toebehoorde. We kunnen enkel speculeren over wie de muzieknotatie inkraste, en waarom hij/zij dat deed. Misschien had de persoon een muzikale ingeving tijdens het eten, of had hij een vervelende oorwurm in zijn hoofd die hij moest neerkrassen.
Muzikale graveringen werden dus ook op andere voorwerpen ingekrast. Zo werd bijvoorbeeld op zowel het berkemeier glas gevonden tijdens opgravingen van het Saint Mary’s Close in Utrecht, Nederland, als een serveermes uit Italië tekst en muzieknotatie ingekrast. Zelfs op de kerkmuren van de Norwich Cathedral in Norfolk in Groot-Brittannië is er muzikale graffiti aangetroffen.
Het grootste deel van leisteenfragmenten met muzikale graveringen treffen we aan in religieuze contexten. Maar ook waar de aanwezigheid van een school kan worden aangetoond, zoals in Smarmore, Parijs, Toulouse en Vitré. Wat wijst op het gebruik van dit soort leistenen muziekborden bij muziekonderricht.
Werd er in Ten Duinen muziekles gegeven aan de monniken, lekenbroeders of bezoekers? Of gaat het hier om onafgewerkte aantekeningen op leisteen? Muziekeducatie was zeker vanaf de 15de eeuw een onderdeel van de opvoeding, aangezien muziektheorie beschouwd werd als een wetenschappelijke discipline. De Lage Landen speelden dan ook een toonaangevende rol in de ontwikkeling van de West-Europese muziek, voornamelijk in de ontwikkeling van de polyfonie of meerstemmigheid.
Ook in het middeleeuwse abdij- en kloosterleven, zowel bij de cisterciënzers als bij andere ordes en gemeenschappen, nam muziek een belangrijke positie in. Muziek werd aanzien als verkondiging van het Goddelijke Woord. Dat muziek überhaupt genoteerd wordt, danken we aan de christelijke kerk. Onder paus Gregorius de Grote (590-604) werden alle kerkelijke gezangen voor het eerst geordend en vastgesteld, vandaar de term ‘gregoriaanse’ muziek. Voordien was het gebruikelijk om muziek via orale traditie over te brengen.
Bovendien zijn de cisterciënzers niet enkel een hervormersbeweging binnen de benedictijnenorde, ze zijn ook hervormers van de gregoriaanse muziek. Binnen de regel van Benedictus streefden de cisterciënzers naar authenticiteit. Deze houding hadden ze ook ten opzichte van de liturgische muziek. Hun zoektocht naar het meest ‘authentieke’ gregoriaanse gezang, leidde tot een algemene hervorming van het gregoriaans.
Ondanks het grote aantal bewaarde handschriften uit de Duinenabdij, zijn er vrij weinig handschriften overgeleverd die het muzikale leven aan de abdij documenteren. Wat er wel opvalt, is de verscheidenheid aan muzieknotatievormen in de bewaarde handschriften. (Figuur 9) Ook Idesbald, die in 1155/56 abt werd, was naar verluidt een zeer gedreven cantor. Ten Duinen had dus waarschijnlijk van in het begin een toegewijde muzikale cultuur.
Daartegenover kwam het gewone volk voornamelijk met muziek in contact via de rondreizende artiesten en goliarden. Goliarden waren vaak rondtrekkende studenten en geestelijken. Ze stonden bekend om hun drankgebruik, luidruchtigheid en intellectuele debatten. Hun bijeenkomsten werden vaak opgeluisterd met muziek. Muzikanten en goliarden werden door tijdgenoten, en vooral door geestelijken, met veel vooroordelen en argwaan in het oog gehouden. De sociale positie van de seculiere middeleeuwse muzikanten correspondeerde dus duidelijk niet met het aanzien dat onze hedendaagse artiesten genieten.
Het muziekschrift in de Duinenabdij beperkte zich duidelijk niet enkel tot de geschreven bronnen. Ook op gebruiksvoorwerpen en leistenenfragmenten ontdekken we ingekraste notenbalken en muzieknoten. Muziek speelde dus waarschijnlijk ook in de Duinenabdij een prominente rol.
Bronnen: