Spelen met vuur is nooit een goed idee. Het is een bijna niet te voorspellen of te controleren natuurelement. Je mag vuur nooit onveilig of onbemand achterlaten. Hoe vaak hoor je niet dat een huis is afgebrand doordat de bewoners het fornuis zijn vergeten of niet helemaal hebben afgezet? Dit was in de middeleeuwen niet anders. De herontdekking van meerdere ‘vuurdovers’ uit de Duinenabdij illustreert dit (fig. 1).
Koken in een open vuurhaard is passé. In kasteelkeukens trekken ze nog de aandacht, maar werden vanaf de 18de eeuw verdrongen door kachels en daarna fornuizen. Brandveiligheid kreeg een nieuwe betekenis. Wellicht leidde dat mee tot het verdwijnen van de vuurdovers.
Of niet helemaal, want moderne versies zijn er nog altijd. Denk aan een kaarsdover, die netjes over de brandende wiek gezet wordt, of aan het deksel van een barbecuestel (fig. 2). Gebrek aan zuurstof doet het vuur uitdoven. Qua vorm zijn ze natuurlijk niet te vergelijken met hun middeleeuwse tegenhangers, maar stemt hun gebruik niet overeen? Of werden vuurdovers ook gebruikt voor heel andere dingen? Wat zijn dat precies?
Middeleeuwse vuurdovers lijken vergeten te zijn. Het onderzoek ernaar is beperkt. Pas de laatste decennia heeft men het over ‘vuurdovers’. Vroeger dacht men eerder aan gedecoreerde deksels, en zo zijn veel exemplaren aan de aandacht ontsnapt. Ze werden minder gedocumenteerd en bestudeerd.
Recent worden vuurdovers herontdekt. In het Abdijmuseum kwamen diverse exemplaren aan het licht bij de herregistratie en herverpakking van archeologica in het depot. Daarbij duiken regelmatig objecten op die vroeger anders geïnterpreteerd werden. Zoals de stukken die we nu als vuurdover herkennen.
Tot nu toe werden vijf exemplaren aangetroffen, en daar mogen we twee stuks aan toevoegen uit Hof ter Hille, een hoeve die eeuwenlang aan de Duinenabdij toebehoorde. Stuk voor stuk verschillen ze qua grootte, kleur of decoratie. Die verscheidenheid lijkt een algemeen verschijnsel te zijn, maar dat het steeds om vuurdovers gaat, zien we aan de ronde vorm met centraal een massieve handgreep. Vaak zijn ze aan de bovenzijde rijkelijk versierd, en ze zijn steeds vervaardigd in baksteenwaar (fig. 3).
De omschrijving als vuurdovers suggereert dat de stukken enkel gebruikt werden om vuur of gloeiende as op de vloer uit te doven. Maar eigenlijk is dat moeilijk te bepalen. We treffen ze immers aan in uiteenlopende contexten en met heel andere sporen van gebruik. Roetsporen vind je soms op de bovenkant, op de randen of aan de onderkant (fig. 5). De onderkant vertoont regelmatig sporen van slijtage of intens gebruik (fig. 6).
Daarom kunnen vuurdovers ook voor andere doeleinden gebruikt zijn. Slijtagesporen kunnen wijzen op gebruik als maalsteen. Waarschijnlijk werden ze aangewend om de warme assen fijn te malen. Dat was in het middeleeuwse huishouden een belangrijk schuur- en afwasmiddel.
Tenslotte is er nog een functie mogelijk. Als deksel, zoals men vroeger al dacht, maar dan specifiek van aspotten. Die werden vaak onder de vloer van het haardvuur geplaatst om de hete assen veilig te bewaren bij gedoofd vuur. Daags nadien konden de assen dan gebruikt worden om opnieuw vuur aan te maken.
Met zo’n veelzijdig gebruik verwacht je dat vuurdovers heel de geschiedenis door in heel Europa voorkomen. Toch lijkt dat niet zo. Voor zover gekend, op basis van publicaties, zijn er vuurdovers aangetroffen in de Nederlanden (met uitzondering van Wallonië), in Noord- tot Midden-Duitsland, zij het ook nog in Noord-Zwitserland. De aangetroffen vuurdovers dateren vanaf de 13de tot en met de 17de eeuw. Hoe komt dat?
Een antwoord ligt niet voor de hand. Die beperking in ruimte en in tijd geeft alvast aan dat vuurdovers geen onontbeerlijk werktuig voor de brandveiligheid waren. In andere regio’s en in andere tijden pakte men dat dus anders aan.
Chronologisch kan er een link zijn met de opkomst van baksteenwaar vanaf de 13de eeuw. Sommige onderzoekers menen dat de vuurdovers een bijproduct zijn van de baksteenproductie. Verklaart dat waarom in Wallonië, dat pas later baksteen aanwendde, (nog) geen vuurdovers zijn aangetroffen?
Toch maakt dat alles niet duidelijk waarom de productie na de 16de eeuw stilaan uitdoofde of waarom er voordien geen vuurdovers uit andere grondstoffen bekend zijn. Zeker waar natuursteen zo’n kansen bood. We vinden de bakstenen vuurdovers effectief in gebieden waar natuursteen minder vaak voorkwam, maar dat biedt geen volledig antwoord en in de literatuur lijkt dat pad niet bewandeld.
In een volgende blog gaan we dieper in op de merkwaardige versieringspatronen op vuurdovers.
Robbe Morren schreef deze blog tijdens zijn stage als masterstudent Geschiedenis (KULeuven) in het Abdijmuseum